Behandeling en Controle
Ook in de behandeling legt men andere accenten tussen de verschillende types suikerziekte. Bij ouderdomsdiabetes ligt de klemtoon op het aanpassen van de levensstijl.
Controle bij diabetes type 1
Bij diabetes type 1 gebeurt dat op de eerste plaats door het dagelijks meermaals toedienen van een insuline-injectie. Er bestaan meerdere types van insuline met verschillende werkingsduur. De opname en werkingsduur van insuline verschilt bovendien van persoon tot persoon en verschilt zelfs bij één individu naargelang de omstandigheden. Daarom moeten diabetespatiënten hun suikerspiegel verschillende keren per dag controleren en in functie van de resultaten van de meting een aangepaste dosis insuline inspuiten. Het aantal controles dat men dagelijks moet uitvoeren, is afhankelijk van de behandeling, het type insuline, de maaltijden, de fysieke inspanning van die dag enz.
Drie tot vier controles per dag zijn zeker nodig. Sommige mensen controleren zich vaker, b.v. omdat ze intensieve fysieke inspanningen moeten leveren.
De zelfcontrole wordt echter steeds eenvoudiger dankzij de technische verbeteringen aan de apparaatjes om de bloedsuikerspiegel te bepalen en dankzij de injectiestiften en -pennen om de insuline toe te dienen.
De zelfcontole wordt aangevuld door een driemaandelijks artsenbezoek.
Het hoofddoel van de behandeling is het normaliseren van de bloedsuiker.
Dus het bijregelen van de glycemie (suikerspiegel in het bloed):
- type 1: tussen 60-150 mg/dl
- type 2: tussen 140-180 mg/dl
Omdat de risico's van hypoglycemie groter worden voor oudere mensen, liggen de glycemiewaarden voor diabetici boven de 65 jaar, iets hoger, namelijk tussen 140 en 180 mg/dl.
Controle bij diabetes type 2
Bij diabetes type 2 komt medicatie pas in een tweede fase.
Een aangepast dieet dat leidt tot gewichtsafname is de hoeksteen van de behandeling van deze patiënten die meestal overgewicht hebben. Het verlies van enkele kilos zorgt vaak reeds voor een verbetering van de suikerspiegel. De diabetes type 2 kan zelfs volledig verdwijnen zolang men het lagere gewicht kan handhaven. Het gewichtsverlies creëert ook een gunstig effect op de vetspiegel, de bloeddruk, enz. waardoor het risico op van hart- en vaatziekten daalt.